maandag 2 januari 2012

Philip Larkin - Arrival


Blijfkomst

De ochtend, een glazen deur, flitst
goud-namen uit de nieuwe stad,
wier witte randen en koepels
de hele dag de lome lucht bereizen.
Ik kom om hier te blijven;
en de ramen klappen open
en de gordijnen vliegen uit als duiven
en t verleden droogt in een wind.

Laat me liggen nu, onder
breed vertakte onverschilligheid
gezichten als munten schuiven
naar de achtergrond van mijn geest,
stemmen zoeken, klinkend
bij t bargoens van motor-hoorns,
en laat de wanordelijke huizen
hun stomme leven voor zichzelf houden.

Want deze onwetendheid van mij
lijkt een soort van onschuld.
Ik zal ze snel genoeg verwonden:
laat me haar melk-bewolkte Eden
ademen tot dan toe,
tot mijn eigen leven haar vereist–
traag-vallend; grijs gesluierd; n diefstal,
een manier van sterven, slechts.


===


Arrival

Morning, a glass door, flashes
Gold names off the new city,
Whose white shelves and domes travel
The slow sky all day.
I land to stay here;
And the windows flock open
And the curtains fly out like doves
And the past dries in a wind.

Now let me lie down, under
A wide-branched indifference,
Shovel faces like pennies
Down the back of the mind,
Find voices coined to
An argot of motor-horns,
And let the cluttered-up houses
Keep their thick lives to themselves.

For this ignorance of me
Seems a kind of innocence.
Fast enough I shall wound it:
Let me breathe till then
Its milk-aired Eden,
Till my own life impound it –
Slow-falling; grey-veil-hung; a theft,
A style of dying only.

By Philip Larkin
ongeveer 1950, gepubliceerd in Collected Poems 2003